“De boeren kregen subsidie om hoogstambomen te rooien en te vervangen door laagstambomen. Jaren later verleende de overheid wederom subsidie. Nu voor de aanplant van hoogstambomen.”
Hoogstambomen waren vanaf 1950 door de hoge exploitatiekosten nauwelijks nog rendabel en verdwenen in hoog tempo uit het landschap. Ze werden vervangen door kleine fruitbomen, laagstammen genoemd, die niet meer dan twee tot drie meter hoog en breed waren en al vanaf hun derde jaar fruit gaven. De laagstam bestond uit twee delen: onderstam en ent (takken, de bladeren en de vruchten). De boer sneed in de onderstam een T-sneetje en plaatste een knop onder de barst. Vervolgens werd er vlas omheen gedraaid en met entwas behandeld om de vergroeiing te stimuleren.
Fotograaf onbekend, [ca. 1960].
Om alle functies van deze site te gebruiken moet u ingelogd zijn. Indien u nog geen account heeft, dan kunt u zich registreren.